Winter is coming… dus het is weer tijd om lekker warme truien te maken en waarom niet met een randje bont? Wel liefst met imitatiebont want voor mij moeten de beestjes hun vel niet afgeven om mij warm te houden.  

Ik heb al een paar keer geprobeerd te werken met nepbont en andere pluizige stofjes voor mijn cape en mijn trui van Fibre Mood. Ik hou van die donzigheid en de zachtheid van de stofjes maar ermee werken is niet altijd even makkelijk. Daarom hier tien tips om het je iets makkelijker te maken.

1. Is het echt wel nep?

 

De technologie van vandaag maakt zo’n mooie imitatiebontjes die steeds moeilijker te onderscheiden van Moeder Natuur. Wil je het eens testen? Prik dan met een naald door de achterkant van je stof: bij een echt bontje voel je veel weerstand. Bij nepbont prik je zo door de geweven onderkant. Kijk ook naar de haartjes: een echt bontje heeft onder die lange haren ook nog een laagje korte haartjes terwijl je bij het moderne spul allemaal dezelfde lente van haartjes vindt. Laatste test om te kijken of dit stofje ooit een hartslag had: steek het in brand. Ik bedoel, een paar haartjes maar. Als het bont is, zal het smeulen en ruiken naar verbrand haar. Is het nep, smelt het tot kleine bolletjes plastic. 

2. Vergeet de vleug niet

Pluizige stofjes hebben net zoals velours een vleug. En die moeten over het hele kledingstuk liefst in dezelfde richting lopen. De haartjes liggen steeds van boven naar onder, dus met de vacht mee. Zeker op letten als je de patroondelen legt. Je kan de vleug op de achterkant markeren met een pijl. 

3. Niet dubbelen maar dubbel werken

Knippen of uitsnijden van deze stofjes is vloeken. Ik zeg het maar. En als je twee laagjes op elkaar legt, gaat de stof al snel verschuiven. Dus beter telkens maar een laagje uitsnijden en je patroondeel opnieuw gebruiken ofwel je patroondelen dubbel uitknippen. Vergeet je delen niet te spiegelen.

4. Rollen of knippen

Bont knippen wordt snel een boeltje en het is moeilijk lijntjes te volgen met al dat haar. Daarom snij je steeds op de achterkant van je stof . Ik gebruik hiervoor liever een rolmes. Als je een schaar gebruikt, geef dan kleine knipjes en knip alleen door de geweven kant  zonder dat je haartjes ook een kappersbeurt krijgen. Je knipt of snijdt beter tegen de vleug in.

5. Hou je klaar voor pluis

Hoe je je knipwerk ook aanpakt, het wordt een rommeltje. Want na je knipwerk zit heel je tafel, de kamer en jezelf onder de losse haartjes. Zorg dus dat je de vuilnisbak en de stofzuiger bij de hand hebt om de afval direct weg te smijten, je de patroondelen buiten kunt uitschudden (pak je jas mee want dat gaat wel even duren…) en zorg voor een rolplakker zodat je nog eens over je uitgeknipte delen kunt gaan om die laatste haartjes te verwijderen. En over jezelf. Helpt ook veel. 

6. Bontje spelden 

Bij het spelden, probeer je de  haartjes die eruit piepen, al wat terug te duwen. Zorg dat je je naaldjes dwars hebt gestoken, dan vind je ze makkelijker terug. Niet leuk als je weeral  eens nietsvermoedend in een naald grijpt.

7. Pluis naaien

Naai steeds met de vleug mee en gebruik een iets grotere steek zodat je vastgestikte haartjes makkelijk los krijgt met een stompe naald. Er wordt aangeraden om de stukken eerst te rijgen en je rijgwerk steek voor steek te doen, om een net resultaat te krijgen. (Ik geef toe, ik heb het nooit geregen).

8. Naadjes niet strijken

Meestal maken nepbont en een strijkijzer geen goed huwelijk. De naden hebben dus geen strijkwerk nodig maar duw ze gewoon open met je vingers.

9. Vergeet je naaimachine niet

Heb je heel je bonte werkje afgerond? Mooi. Dan is het nu tijd om voor die plakkerrol en de stofzuiger want je werkplaats ligt weer vol met haartjes. Maak ook tijd om heel je naaimachine  van buiten en van binnen af te stoffen. Een spuitbus met druklucht zoals voor een pc is hier wel handig.

Hopelijk hebben deze tips je wat geholpen. Laat me zeker  weten wat jij met harige stofjes hebt gemaakt. 

Tot schrijfs,
Margot